e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
levend vlees onder de huid leven, het -: het leve (Diepenbeek) Levend vlees onder de huid (het leven, ruw vlees, bloedvlees). [N 109 (2001)] III-1-1
lever lever: liǝvǝr (Diepenbeek) Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] I-11
leverpastei pat: patèi (Diepenbeek) leverpastei III-2-3
leverworst leverworst: lei̯vərwos (Diepenbeek), leverworsh (Diepenbeek), lēvərwoͅst (Diepenbeek), lī.əvərwoͅs (Diepenbeek) leverworst [Goossens 1a (1955)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
libel en waterjuffer haarsnijder: haorsnei̯ər (Diepenbeek), juffrouw: jofroi̯ (Diepenbeek), snijder: snēͅər (Diepenbeek) waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)] III-4-2
liberaal blauwe, een -: ’t is ’n bloowe (Diepenbeek), liberaal: tɛs nə lɛbəraoəl (Diepenbeek), ’t es ’n liberoal (Diepenbeek), ’t is ne liberōl (Diepenbeek) Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lichaam lichaam: lichom (Diepenbeek, ... ), lijf: lēͅf (Diepenbeek, ... ) het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)] III-1-1
lichaamsvocht water: wetter (Diepenbeek) Lichaamsvocht ((lee)water, vocht). [N 109 (2001)] III-1-2
lichtbonte koe witte: wętǝ (Diepenbeek) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b] I-11
lichtboom lichthout: lixhōt (Diepenbeek), trekboom: trɛk˱bōm (Diepenbeek) De hefboom waaraan aan één uiteinde het lichttouw is bevestigd; met het andere uiteinde is de lichtboom aan het lichtijzer vastgemaakt. Zie ook afb. 85. [N O, 23e; A 42 A , 27; Vds 111; Jan 145; N D, 22] II-3