23685 |
missie |
missie (<fr.):
missie (Q071p Diepenbeek)
|
Een meerdaagse reeks preken, gebedsoefeningen e.d. die eens in de 10 jaar in de parochie werd gehouden ter heropwekking en verdieping van het geloof en ter bekering van zondaars [missie, volksmissie?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23394 |
missiekruis |
missiekruis:
missiekreus (Q071p Diepenbeek)
|
Een groot kruisbeeld ter herinnering aan een in de parochie gepreekte missie [missiekruis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
domp:
domp (Q071p Diepenbeek),
domplucht:
domplocht (Q071p Diepenbeek),
domplox (Q071p Diepenbeek),
dómplouch (Q071p Diepenbeek),
mist:
mist (Q071p Diepenbeek),
mies
mis (Q071p Diepenbeek),
mist (m.)
mĕst (Q071p Diepenbeek),
nevel:
nyffel (Q071p Diepenbeek)
|
mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist, nevel [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
23678 |
misweek |
misweek:
mêsweek (Q071p Diepenbeek)
|
Een misweek. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23553 |
miswijn |
miswijn:
mèswein (Q071p Diepenbeek)
|
De miswijn [mèswien?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24929 |
modder, slijk |
modder:
modder (Q071p Diepenbeek),
modər (Q071p Diepenbeek),
moos:
mōs (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek)
|
modder [ZND 39 (1942)] || modder, slijk [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|
24425 |
modderkruiper |
steenbijter:
steenbeiter (Q071p Diepenbeek)
|
weeraal: Hoe heet de weeraal of modderkruiper, een gestreept slangvormig visje met voeldraadjes aan de bek dat in sloten en poelen voorkomt en bij naderend onweer onrustig wordt? [N100 (1997)]
III-4-2
|
17833 |
moe |
moeg:
myich (Q071p Diepenbeek)
|
moe [RND]
III-1-2
|
20331 |
moeder |
moeder:
moer (Q071p Diepenbeek)
|
moeder
III-2-2
|
23397 |
moeder van smarten |
pita (<it.):
piëta (Q071p Diepenbeek)
|
Een beeld van Maria die het dode lichaam van Jezus op de schoot draagt, piëta [moeder van smarten?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|