e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
punaise punaise (fr.): penais (Diepenbeek), pənéés (Diepenbeek) een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)] || Punaise. III-3-1
punt van het blad van de zeis tip: tep (Diepenbeek) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
punt, stip tikje: tikskə (Diepenbeek) een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] III-4-4
puntkwast opgebonden borstel: ǫp˲gǝbǫnǝn bǫsǝl (Diepenbeek) Kwast waarvan de haarbundel met touw om de steel is gebonden. [N 67, 30c] II-9
puntmuts tuitmuts: tøtmoͅts (Diepenbeek) puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)] III-1-3
purper mauve (fr.): Opm. plaatselijk kent men dit woord.  moof (Diepenbeek), violet: dunkel fĕleͅt (Diepenbeek), fleͅt (Diepenbeek), viəlet (Diepenbeek), (voor violet).  flet (Diepenbeek) Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)] III-3-3
purper, paarsrood violet: fléét (Diepenbeek) de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)] III-4-4
putemmer puttob: pøtoͅp (Diepenbeek) [N 12 (1961)] I-7
putgalg gaffel: gāfəl (Diepenbeek), zwik: zwik (Diepenbeek) [N 12 (1961)] I-7
puthaak putgard: pøtgeat (Diepenbeek), putstaak: pø̄tstāk (Diepenbeek), stok: stok (Diepenbeek) [N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)] I-7