e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rammenas rammenas: ramənās (Diepenbeek) [ZND 41 (1943)] I-7
rand van een hoed kant: kānt (Diepenbeek), rand: raand (Diepenbeek) Hoe noemt men de rand van de hoed? [N 45 (1972)] || luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
rank paard (een) luxe: løks (Diepenbeek) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ransuil bosuil: bosuil (Diepenbeek), ooruil: Frings  ūərøͅi̯l (Diepenbeek) ransuil || uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
ranzig garstig: gaastig (Diepenbeek), gêstig (Diepenbeek), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  gāsteͅx (Diepenbeek) garstig [ZND 23 (1937)] || ranzig III-2-3
rapen rapen: rǭ.pǝ (Diepenbeek) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rāsp (Diepenbeek), vr.  rāsp (Diepenbeek) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van harde materialen, inz. metalen. Zie ook afb. 108. De grote rasp (Q 83) was van twee handvatten voorzien. Het blad van meer dan een meter lang was aan één kant grof en aan de andere kant fijn. Dit werktuig werd op heet ijzer gebruikt, bijvoorbeeld om koetsassen af te werken op de plaats waar zij geweld waren. [N 33, 85; monogr.] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] II-11, III-2-1
rat rat: rat (Diepenbeek) rat [Willems (1885)] III-4-2
ratel ratel: raaëtel (Diepenbeek) Ratel. [Willems (1885)] III-3-2
ratel van witte donderdag klep: klep (Diepenbeek) De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)] III-3-3