30664 |
biezentrekpen |
filettrekker:
filɛttrękǝr (Q071p Diepenbeek),
streeppen:
strīppɛn (Q071p Diepenbeek)
|
Instrument gevuld met olieverf, waarmee men zeer fijne biezen kan trekken. [N 67, 48a]
II-9
|
34345 |
biggen werpen |
baggelen:
bęgǝln (Q071p Diepenbeek),
bɛgǝlǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.]
I-12
|
32547 |
biggenmand |
baggenmand:
bagǝmān (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek),
bagǝmāǝn (Q071p Diepenbeek),
kaar:
kǭr (Q071p Diepenbeek)
|
Langwerpige gevlochten mand waarin men biggen naar de markt vervoert. Niet alle woordtypen duiden op een gevlochten mand. Een kurrenbak en een krat wijzen op een bak van planken gemaakt. [N 19, 29; monogr.] || Ronde of ovale mand om biggen in te vervoeren. In Neeritter (L 321) had de mand een doorsnee van 1 meter. Zie ook het lemma ɛbiggenmandɛ in wld I.12, pag. 39. Het materiaal uit dit lemma vormt een aanvulling daarop.' [N 20, 50; N 40, 102; monogr.]
I-12, II-12
|
34376 |
biggenverkoper |
baggenkoopman:
bagǝkō.pma.n (Q071p Diepenbeek)
|
Iemand die in biggen handelt. [JG 1a]
I-12
|
28399 |
bij |
bien:
bin (Q071p Diepenbeek),
(mv)
binǝ (Q071p Diepenbeek)
|
De gewone honingbij. Het lichaam van de bij bestaat uit drie delen: 1) de kop of het voorlijf met de voelhorens, de ogen, de tong en de kaken, 2) de borstkas met de poten en de vleugels, 3) het achterlijf waarin twee magen zitten, de honingmaag en de spijsmaag. In het uiteinde van het achterlijf zit de angel die de bij als wapen gebruikt. De bij leeft uitsluitend in en met een gemeenschap of volk. Men onderscheidt drie verschillende verschijningsvormen: koninginnen, darren en werkbijen. De bij zuigt nectar uit bloemen en maakt er honing van. Binnen dit lemma is gekozen voor het woordtype bij/bie, omdat het niet steeds duidelijk is of de dialectvarianten door één van beide c.q. welke dialectvarianten door de een en welke door de ander vertegenwoordigd worden. Bij de overige lemmata in deze aflevering worden de hier bedoelde dialectvarianten, voorkomend als simplex zowel als in samenstellingen, verantwoord door middel van het woordtype (-)bij(-). [N 63, 12a; N 63, 12b; N 63, 12c; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 1a; JG 2c; L 1a-m; S 3; N 63, 62a; Ge 37,1; A 9,1; monogr.]
II-6
|
34152 |
bij dekking bevrucht |
over (de) drie weken:
øvǝrǝ dręi̯ wiǝkǝ (Q071p Diepenbeek)
|
De koe is in eerste instantie vermoedelijk bevrucht, als de volgende tochtigheid uitblijft. Na verloop van tijd kan men constateren dat ze drachtig is geworden. [N 3A, 32a]
I-11
|
21655 |
bij handslag verkopen |
toehouwen:
ps. omgespeld volgens Frings.
tōu̯hōən (Q071p Diepenbeek),
toeslaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
toͅyu̯slōͅx (Q071p Diepenbeek)
|
handslag, Iets bij ~ verkopen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33857 |
bij het stappen de hoeven naar buiten bewegen |
fransen:
fransǝ (Q071p Diepenbeek)
|
In dit lemma staan ook de antwoorden op vraag N 8, 77: "met de hoeven naar buiten gekeerd staan". [N 8, 72, 75, 77, 78a en 86]
I-9
|
33861 |
bij het stappen de hoeven niet voldoende opheffen |
slepen:
slēpǝ (Q071p Diepenbeek)
|
[N 8, 80]
I-9
|
33858 |
bij het stappen de voeten naar binnen keren |
vlaams paard:
vlams pi̯ā.t (Q071p Diepenbeek),
vlamen:
vlamǝ (Q071p Diepenbeek)
|
De hoeven staan haaks of op zijn Vlaams, in tegenstelling met de Franse stand (zie het vorige lemma). [N 8, 72 en 86]
I-9
|