23447 |
rochet |
misdienaarskleed:
mèsdienerskleed (Q071p Diepenbeek)
|
Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33478 |
rode aalbes |
sint-jansberen:
sintjansbere (Q071p Diepenbeek),
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
sint-jansbeer (Q071p Diepenbeek)
|
rode aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
24405 |
rode bosmier |
rode moemet:
røj mōmeͅt (Q071p Diepenbeek)
|
bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33257 |
rode klaver |
rode klaver:
rø̄i̯ǝ [klaver] (Q071p Diepenbeek)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
34033 |
rode koe |
rode:
røi̯ (Q071p Diepenbeek)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
34034 |
rode koe met geheel witte kop |
witkop:
wętkǫp (Q071p Diepenbeek)
|
[N 3A, 125a]
I-11
|
20655 |
rode kool |
rode kool:
roi kul (Q071p Diepenbeek),
roje koel (Q071p Diepenbeek),
roͅi ky(3)̄l (Q071p Diepenbeek),
ruiə kul (Q071p Diepenbeek),
rui̯e kul (Q071p Diepenbeek),
ruje kul (Q071p Diepenbeek),
rood moes:
roedmoes (Q071p Diepenbeek)
|
rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [N Q (1966)], [ZND 34 (1940)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
21183 |
roeien |
roeien:
roeiən (Q071p Diepenbeek)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21184 |
roeispaan |
spaan:
spaon (Q071p Diepenbeek)
|
het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24235 |
roek |
kraai:
Frings
krēͅ (Q071p Diepenbeek)
|
roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|