e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuingeranium geranium: zjəráánəjum (Diepenbeek), -  zəɛra.nəjvm (Diepenbeek) gewone geranium [DC 60a (1985)] || Tuingeranium (pelargonium zonale). Bladeren met enige ondiepe insnijdingen (gelobd) en gekartelde rand, in omtrek niervormig. Evenwijdig met de bladeren loopt midden op het blad een donkere band (zone). De bloemen zijn rood of anders van kleur, vele bloem [N 92 (1982)] III-2-1
tuinkervel kelver: kelver (Diepenbeek), köllever (Diepenbeek), køͅləvər (Diepenbeek) [Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)] I-7
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bau̯mkwii̯kər (Diepenbeek), hovenier: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  hovənīr (Diepenbeek) [RND 08] I-7
tuinmuur muur: muǝr (Diepenbeek), wand: want (Diepenbeek) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tuinwant doornhaas: djōnə hāsə (Diepenbeek) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tuit tuitel: m  tø&#x0304təl (Diepenbeek) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
tule tule: tøl (Diepenbeek) Doorzichtig garenweefsel met fijne mazen, met of zonder patroon. [N 62, 82; N 62, 81b; N 59, 201; Gi 1.IV, 57; MW; monogr.] II-7
turks leer turks leer: turks leer (Diepenbeek) Turks leer is volgens Van Dale (pag. 3008) ø̄marokijnø̄ dat een fijne soort van korrelig leer (oorspronkelijk geiteleer uit Marokko) is. In vraag N 62, 95 werd gevraagd of men de naam ø̄Turks leerø̄ kende en welke stof ermee werd bedoeld. Uit de antwoorden blijkt dat men er een zwarte matblinkende stof met grijze strepen mee bedoelde (Q 78) of een zeer vast geweven soort katoenen ribfluweel (Q 11). In elk geval gaat het om een stugge, sterke stof die praktisch onverslijtbaar is. [N 62, 95; N 62, 89b; N 59, 201] II-7
tussenbeenlengte - bij broeken tussenbeenlengte: tøjsǝbēnlęŋtǝ (Diepenbeek) Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b] II-7
tussenschot onderslag: ǫnǝslǭx (Diepenbeek) Afscheiding in de mand om de duiven gescheiden te houden. Het aparte vak dat zo ontstaat wordt in Sint-Truiden (P 176) paljei (paljęj) genoemd. [N 40, 88] II-12