e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

Gevonden: 5709
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blijven hangen, blijven plakken plakken: plakkən (Diepenbeek) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: blāēven (Diepenbeek), bleivən (Diepenbeek), blēͅvən (Diepenbeek), blijven (Diepenbeek), wachten: waachtən (Diepenbeek) blijven [ZND 25 (1937)] || ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
bliksem, bliksemflits flikker: flikker  flekər (Diepenbeek), weerlicht: weejerliech (o.)  wēərlix (Diepenbeek) bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemen bliksemen: het bliksemt (Diepenbeek, ... ), weerlichten: het wēerlicht (Diepenbeek, ... ), ət wiərlixt (Diepenbeek, ... ), ⁄t weerlicht (Diepenbeek, ... ), t weejerliecht  twēərlixt (Diepenbeek), t wierliecht  ⁄t wī(j)ərlīxt (Diepenbeek) bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
blikslager blikslager: blękslēǝgǝr (Diepenbeek), blɛkslę.ǝgǝr (Diepenbeek) Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.] II-11
blinken, glimmen, glanzen blinken: blienkən (Diepenbeek) een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)] III-4-4
bloed roeren bloed roeren: bloed roeren (Diepenbeek), oproeren: oprȳrǝn (Diepenbeek) Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.] II-1
bloedaders bloedaderen: blutui̯ǝrǝ (Diepenbeek) Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c] I-11
bloedgang bloedgang: blut˲xaŋk (Diepenbeek) Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31] I-11
bloedluis bloedluis: blutlōͅwəs (Diepenbeek) bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)] III-4-2