28948 |
verknippen, versnijden |
versnijden:
vǝrsnęjǝn (Q071p Diepenbeek)
|
Door verkeerd knippen het te maken kledingstuk bederven. [N 62, 24; MW]
II-7
|
18074 |
verkouden |
(het heeft de) strengel:
stręŋǝl (Q071p Diepenbeek),
verkoud:
`g ben verkaaid (Q071p Diepenbeek),
ich ben verkaied (Q071p Diepenbeek),
verkāid (Q071p Diepenbeek)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
I-9, III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
djeej gŏit eͅne ka pakken (Q071p Diepenbeek),
džiēə zylt eͅnə kāə pakən (Q071p Diepenbeek),
ich heͅb enne kā op e bost (Q071p Diepenbeek),
ich həb ənə kaa gəpakt (Q071p Diepenbeek),
nə fələ kā (Q071p Diepenbeek),
žĕ zylt ne kā pakken (Q071p Diepenbeek)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] || Wat zei men vroeger tegen een griep ? Wilt u de uitspraak in uw dialect zo nauwkeurig mogelijk weergeven ? [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
verpronselen:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərproͅnsələ (Q071p Diepenbeek),
versjacheren:
ps. omgespeld volgens Frings.
vəršaxər’n (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek)
|
Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] || Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afslaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
ōͅfgəslōͅgən (Q071p Diepenbeek),
oͅfsløn (Q071p Diepenbeek),
minder:
ps. omgespeld volgens Frings.
meͅnər (Q071p Diepenbeek),
zakken:
ps. omgespeld volgens Frings.
gəzakt (Q071p Diepenbeek)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18850 |
verlegen (zijn) |
bleu:
blü (Q071p Diepenbeek)
|
verlegen
III-1-4
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verlieëzen (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek)
|
Verliezen. [Willems (1885)]
III-3-1, III-3-2
|
34165 |
verlopen |
herlopen:
(de koe is) hęrlōpǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
31799 |
verlopen van de zaag |
uit het spoor lopen:
uit het spoor lopen (Q071p Diepenbeek)
|
Bij het zagen afwijken van de lijn die gevolgd moet worden. De zaag gaat afwijken als de tanden ervan niet goed gezet zijn. [N 50, 43b; N 53, 28a; N 75, 118b]
II-12
|
25091 |
vermengen |
mengelen:
mengələn (Q071p Diepenbeek)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|