21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
romplaçaant (Q071p Diepenbeek)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28523 |
vervliegen |
vervliegen:
vǝrvlīgǝ (Q071p Diepenbeek)
|
In een verkeerde korf of kast vliegen. Door verschillende factoren kunnen zowel de koningin als de werksters als de darren naar de verkeerde korf of kast vliegen. [N 63, 36b]
II-6
|
21167 |
vervoerbewijs |
coupon (<fr.):
coupon (Q071p Diepenbeek)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30716 |
verweerd |
verweerd:
vǝrwērt (Q071p Diepenbeek)
|
Gezegd van schilderwerk dat door de invloed van het weer is aangetast. [N 67, 69a]
II-9
|
28483 |
verzegeld broed |
verzegeld broed:
vǝrzēgǝlt˱ bruǝ.t (Q071p Diepenbeek)
|
Gesloten broed. Het stadium van het broed waarbij de larf volgroeid is. De cel wordt door de werkbijen afgedekt met zegelwas. De larf kan zich gaan verpoppen. [N 63, 25b; N 63, 20a; N 63, 23d; N 63, 23a]
II-6
|
28650 |
verzegelde honing |
gezegelde honing:
gǝzēgǝldǝ hōneŋ (Q071p Diepenbeek)
|
Honing uit een verzegelde raat. Ten aanzien van het woordtype rijpe honing merkt de informant uit L 333 op dat men, wanneer een raampje voor twee-derde verzegeld is, de honing rijp mag noemen. [N 63, 114a; N 63, 113a; monogr.]
II-6
|
28479 |
verzegelen |
verzegelen:
vǝrzēgǝlǝ (Q071p Diepenbeek)
|
Het sluiten van de cellen door de werkbijen met een dekseltje van was. Dit sluiten of verzegelen gaat onmiddellijk vooraf aan het poppestadium van de larven. [N 63, 23a; Ge 37, 71]
II-6
|
21665 |
verzetten |
verzetten:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərzeͅtə (Q071p Diepenbeek)
|
Betekenis en uitspraak van het werkwoord verzetten i.v.m. koop of verkoop? A.u.b. ook de uitspraak geven. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31128 |
verzolen |
verzolen:
vǝrzǭlǝn (Q071p Diepenbeek)
|
Het van nieuwe zolen voorzien van de schoenen. [N 60, 232b]
II-10
|
30014 |
verzopen mortel |
platte mortie:
platǝ mortī (Q071p Diepenbeek)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|