id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34473 | vrouwelijke kip | hen: hen (Diepenbeek), hęn (Diepenbeek) | De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12 |
23362 | vrouwenkant | vrouwluikant: vreulliekant (Diepenbeek) | De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
18672 | vrouwenkleren | wijverkleren: wēͅvərklēr} (Diepenbeek) | vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] III-1-3 |
18598 | vrouwenonderhemd? | hemd: hømə (Diepenbeek) | onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3 |
20467 | vrouwziek | heet: heet (Diepenbeek), keten: kêt’n (Diepenbeek), vrouwlie-achtig: vrollie-echtig (Diepenbeek) | meisje nalopen || vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)] III-2-2 |
33681 | vruchtbare grond | veldgrond: vɛljtjxrǫnt (Diepenbeek), vette grond: vɛtǝ grǫnt (Diepenbeek) | Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt be√Ønvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30] I-8 |
21584 | vruchtgebruik | tocht: tocht (Diepenbeek), togt (Diepenbeek) | hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)] III-3-1 |
22342 | vuistslag op de rug | vuistknoef: [sic] vousknuf (Diepenbeek) | Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)] III-3-2 |
19813 | vuurtang, sinteltang | kooltang: kultaŋ (Diepenbeek), kuu̯əltaŋ (Diepenbeek) | vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1 |
30004 | vuurvaste mortel | vaste mortie: vāstǝ mortī (Diepenbeek) | Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c] II-9 |