34146 |
wild |
brul:
brøl (Q071p Diepenbeek)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17]
I-11
|
24461 |
wild konijn (enkelv.) |
konijn (lang/sleept.):
knɛ.ən (Q071p Diepenbeek)
|
wild konijn (enkelv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24462 |
wild konijn (meerv.) |
konijn (kort/stoott.):
knɛi̯n (Q071p Diepenbeek)
|
wild konijn (meerv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24277 |
wilde eend |
wilde eend:
wiel jein (Q071p Diepenbeek),
Frings
wil jeͅin (Q071p Diepenbeek)
|
eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)] || wilde eend
III-4-1
|
24278 |
wilde gans |
gans:
Frings
gās (Q071p Diepenbeek)
|
gans: grauwe gans (± 80 net een tamme gans zonder wit; oranje bek; roep gelijk tamme gans [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17576 |
wilde hoofdharen |
varkenshaar:
verkeshoar (Q071p Diepenbeek)
|
Wilde hoofdharen (struivelen, duivelshaar, varkenshaar). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
34026 |
wilde koe |
wilde koe:
wil [koe] (Q071p Diepenbeek)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
hanenkullen:
[ho.6n6k6l6], vrucht
haonekulle (Q071p Diepenbeek),
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
hōͅnəkølən (Q071p Diepenbeek),
wilde roos:
wĭĕl rōēs (Q071p Diepenbeek),
-
ɛwilɛzuzə (Q071p Diepenbeek, ...
Q071p Diepenbeek),
[wil rus]
wiel roes (Q071p Diepenbeek)
|
egelantier [ZND 01 (1922)] || hondsroos [DC 60a (1985)] || Hondsroos (rosa canina). Tot 3 m hoge struik; de takken zijn overhangend, met grote, gekromde stekels; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig; de blaadjes zijn kaal en langwerpig, tevens gezaagd; de bloemen groeien afzonderlijk of enkele bijeen, ze zijn lang ge [N 92 (1982)] || rozebottelstruik (Rosa rubiginosa) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
24873 |
wilde tijm |
tijmoes:
tééməs (Q071p Diepenbeek),
wilde tijmoes:
ook: woskro6t6*
ɛwilənɛteimvs (Q071p Diepenbeek),
woskruidje:
ook: wil6nteimvs*
ɛwosɛkroətə (Q071p Diepenbeek)
|
wilde tijm [DC 60a (1985)] || Wilde tijm (thymus serpyllum 5 tot 30 cm groot, struikachtig plantje, vaak zodevormend; de stengels zijn liggend of opstijgend, de stengel is behaard, onderaan meestal houtig. De bladeren zijn smal, elliptisch en klein. De bloemen staan in trosjes aan d [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24679 |
wilde wingerd |
klimop:
-
klimop (Q071p Diepenbeek)
|
wilde wingerd [DC 68 (1993)]
III-4-3
|