e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

Gevonden: 5709
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bont als apart kledingstuk pels: eͅnne pels (Diepenbeek), peͅls (Diepenbeek), ən peͅls (Diepenbeek) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] || pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan zo blauw als een lap houwen: zu blou gəhout az nə lap (Diepenbeek, ... ), zwart en blauw houwen: zwat en bloe gehoit (Diepenbeek), geslaoge: van het uur op de kerktoren  zwad in blow gəhowt (Diepenbeek) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
bont geruite langwerpige omslagdoek voiletje (<fr.): vølkə (Diepenbeek) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte koe met rode kop roodkop: rutkǫp (Diepenbeek) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a] I-11
bonte kraai bonte kraai: bonte krè (Diepenbeek) kraai, bonte — III-4-1
bonte specht, specht grote bonte specht: groete bonte speich (Diepenbeek), houtspecht: Frings  hōtspēͅx (Diepenbeek) specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] || specht, bonte — III-4-1
bontkraag pels: peͅls (Diepenbeek) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel pelsen pit: pèlse pit (Diepenbeek), pelsmantel: [peͅlsmantəl (Diepenbeek) bontjas || bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
bonzen beuken: bookən (Diepenbeek) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boodschappenmand commissiemand: komismāǝn (Diepenbeek) Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.] II-12