e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Diepenbeek

Overzicht

Gevonden: 5709
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
breekhamer kasseihamel: kǝtsęjhoamǝl (Diepenbeek) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a] II-9
breien strikken: kooəsən strikkən (Diepenbeek), kōse strikken (Diepenbeek), strikken (Diepenbeek) Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald strikijzer: strekēͅzərs (Diepenbeek), strikēͅzers (Diepenbeek), strikijzer (Diepenbeek) Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3
breken van leem- of koffiebanken breken: briǝkǝ (Diepenbeek) Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b] I-8
breken, pletten breken: brɛ̄ǝkǝ (Diepenbeek), pletteren: plɛtǝrǝ (Diepenbeek) Haver met behulp van de haverpletter bewerken. In dit lemma is geen onderscheid gemaakt tussen enerzijds haver breken en haver pletten. Coenen (pag. 163) merkt over beide begrippen op: ø̄Als de boer de haver grof wenste, dan brak de molenaar ze, haver die gepletterd werd, was fijn.ø̄ [Vds 238; Jan 246; Jan 247; Coe 222; Grof 251] II-3
brem brem: breeëm (Diepenbeek), brie:m (Diepenbeek) brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)] III-4-3
brengen brengen: bringen (Diepenbeek) brengen [ZND m] III-1-2
bretel bretel (<fr.): pertel (Diepenbeek), pertels (Diepenbeek), pĕrteͅllen (Diepenbeek), pərdelə (Diepenbeek), pərtälən (Diepenbeek), pərtɛl (Diepenbeek), help: höllep (Diepenbeek) bretel || bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] || de bretels [N 59 (1973)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] || stoffen bretel III-1-3
breuk breuk: br"k (Diepenbeek), breuk (Diepenbeek), hij is gebroken: hei es gəbrokən (Diepenbeek) hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2
breukhengst gebroken hengst: gǝbrōkǝn hęŋst (Diepenbeek), te lang gesneden: tǝ laŋk gǝsneǝn (Diepenbeek) Een hengst waarbij door het castreren een darmuitstulping optreedt. [N 8, 61c] I-9