| 25462 |
bul waarmee men de ribben in stukken hakt |
kapmes:
kapmēz (Q071p Diepenbeek),
snijmes:
snijmes (Q071p Diepenbeek)
|
Met deze bijl kan ook een soort hakmes bedoeld worden. [N 28, 105]
II-1
|
| 25220 |
bulderen van de storm |
rommelen:
roommələn (Q071p Diepenbeek)
|
een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 28499 |
bultbroed |
werksterbroed:
węrkstǝrbruǝ.t (Q071p Diepenbeek)
|
Darrenbroed ontstaan uit eitjes van een leggende werkbij. De cellen worden door de werksters in dit geval voorzien van een zeer hoog gewelfd deksel, vandaar de benaming bultbroed. Bultbroed kan echter ook ontstaan, wanneer een gewone moer onbevrucht is gebleven of door ouderdom of letsel niet langer in staat is bevruchte eieren af te zetten. Deze moer wordt dan ook darrenbroedig. [N 63, 62b; N 63, 27; N 63, 24b]
II-6
|
| 30483 |
bundel dekriet |
schoof riet:
šōf rit (Q071p Diepenbeek)
|
[N F, 3; div.]
II-9
|
| 21118 |
bundel groenten |
busseltje:
busselke (Q071p Diepenbeek),
bøi̯səlkən (Q071p Diepenbeek)
|
samengebonden groente [ZND 22 (1936)]
III-2-3
|
| 33102 |
bundel zangen |
bussel:
bø.sǝl (Q071p Diepenbeek)
|
Samengebonden bundeltjes geraapte halmen. [N 15, 37; JG 2c; monogr.]
I-4
|
| 25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
bonner (Q071p Diepenbeek),
hectare:
hectaar (Q071p Diepenbeek)
|
bunder, landmaat || de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 21703 |
buren (ww.?) |
geburen:
gəboerən (Q071p Diepenbeek)
|
buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 21507 |
burgemeester |
burgemeester:
bōrgemēster (Q071p Diepenbeek),
burgemeester (Q071p Diepenbeek),
burgəmeestər (Q071p Diepenbeek),
børgemēster (Q071p Diepenbeek)
|
burgemeester [ZND 44 (1946)] || het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 32828 |
burries van de landrol |
burriën:
bø̜rǝ (Q071p Diepenbeek)
|
De beide bomen aan het raam van de ijzeren rol, waartussen het paard wordt ingespannen. [JG 1a; N 11A, 185d; monogr.]
I-2
|