33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
bē̜k (L431p Dieteren)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
26442 |
natuursteen |
moellon:
mǝloŋ (L431p Dieteren)
|
In de natuur aangetroffen steen die al dan niet met gereedschappen bewerkt is. In het eerste geval spreekt men van breuksteen, in het tweede van gehouwen steen. Tot de natuursteen worden onder meer kalksteen of hardsteen, graniet, zandsteen en tufsteen gerekend. De natuursteen staat in tegenstelling tot de kunststeen, die uit verschillende grondstoffen vervaardigd wordt. Zie ook de lemmata 'Hardsteen' en 'Zandsteen'. [N 30, 55c; N 30, 55g; N 30, 56; N 31, 31a; monogr.]
II-9
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
eng (L431p Dieteren)
|
nauw [SGV (1914)]
III-4-4
|
17766 |
navel |
navel:
navel (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
navel [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
20361 |
neef |
neef:
naef (L431p Dieteren),
neen
neef (L431p Dieteren)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18042 |
negenoog |
negenoog:
nögenaug (L431p Dieteren)
|
negenoog, bloedzweer [SGV (1914)]
III-1-2
|
17629 |
nek |
nek:
nak (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
nek [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
numme (L431p Dieteren),
pakken:
pakken (L431p Dieteren)
|
nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)]
III-1-2
|
24215 |
nest |
nest:
nèst (L431p Dieteren),
nèster (L431p Dieteren)
|
nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)]
III-4-1
|
34521 |
nestei |
nestei:
nęstęi̯ (L431p Dieteren)
|
Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.]
I-12
|