id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33559 | notenboom | walnootboom: - walnootboom (Dieteren) | okkernoot [DC 17 (1949)] I-7 |
24947 | oever | kant: kantj (Dieteren), oever: oaver (Dieteren), oover (Dieteren) | oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-4-4 |
24900 | ogenblikje, korte tijd, eventjes | ogenblik: aogeblik (Dieteren), ogenblikje: augenblikske (Dieteren) | ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4 |
33558 | okkernoot | noot: neut (Dieteren), noot (Dieteren), walnoot: - walnoot (Dieteren) | noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] I-7 |
20547 | olie | olie: (Smaut). oalie (Dieteren) | olie [SGV (1914)] III-2-3 |
30614 | olieverf | olieverf: ǭli[verf] (Dieteren) | Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9 |
17917 | omhelzen | omhelzen: omhelsjde (Dieteren) | omhelzen [SGV (1914)] III-1-2 |
21351 | onderhands | onderlings: ongerlingsch (Dieteren) | onderhandsch [SGV (1914)] III-3-1 |
18257 | onderhemd | hemd: ein schoin humme (Dieteren), humme (Dieteren) | hemd [SGV (1914)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)] III-1-3 |
19395 | onderkussen, peluw | hoofdpulf: høͅi̯pølf (Dieteren) | peluw [SGV (1914)] III-2-1 |