e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vooroverduikelen tuimelen: tømele (Dieteren) tuimelen [SGV (1914)] III-1-2
voorschoot, schort (alg.) scholk: schjolk (Dieteren), sjŏlk (Dieteren) Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)] || voorschoot [SGV (1914)] III-1-3
voorteken voorteken: ps. deels omgespeld volgens Frings.  vø͂ͅr}teike (Dieteren) voorteeken [SGV (1914)] III-3-3
vooruit voort: fǫrt (Dieteren), vooruit: vørut (Dieteren) Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.] I-10
vork fourchette: verschèt (Dieteren) vork om mee te eten [Roukens 03 (1937)] III-2-1
vorst, het vriezen gevreur: gevreur (Dieteren), vreus: vrus (Dieteren) vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] III-4-4
vouw vouw: vauwj (Dieteren), vauwje (Dieteren) vouw [SGV (1914)] || vouwen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
vouwen vouwen: vauwje (Dieteren, ... ) vouwen (mv) [SGV (1914)] || vouwen (ww) [SGV (1914)] III-1-2
vragen vragen: vroage (Dieteren) vragen [SGV (1914)] III-3-1
vreemde (man) vreemde mens: eine vrêmde minsch (Dieteren) vreemde [een ~ man] [SGV (1914)] III-3-1