20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broelof (L431p Dieteren)
|
bruiloft [SGV (1914)]
III-2-2
|
25116 |
bui, regenbui |
bui:
buuj (L431p Dieteren),
regenbui:
raegenbu (L431p Dieteren),
regenschuil:
regeschjoel (L431p Dieteren)
|
bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
boek (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18095 |
buikpijn |
de buik doet me wee:
boek duit mich wiè (L431p Dieteren),
pijn in zijn lijf:
pien in me lief (L431p Dieteren)
|
ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)]
III-1-2
|
25058 |
bundel, bussel |
pongel:
pungel (L431p Dieteren)
|
bundel [SGV (1914)]
III-4-4
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
boender (L431p Dieteren)
|
bunder [SGV (1914)]
III-4-4
|
24459 |
bunzing |
fis:
vis (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren),
visch (L431p Dieteren)
|
bunzing [DC 07 (1939)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
21303 |
buskruit |
pulver (<lat.):
polfer (L431p Dieteren)
|
buskruit [SGV (1914)]
III-3-1
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bos:
buš (L431p Dieteren)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
20223 |
buurman |
nabuur:
noaber (L431p Dieteren)
|
buurman [SGV (1914)]
III-3-1
|