e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

Gevonden: 1751
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruiloft bruiloft: broelof (Dieteren) bruiloft [SGV (1914)] III-2-2
bui, regenbui bui: buuj (Dieteren), regenbui: raegenbu (Dieteren), regenschuil: regeschjoel (Dieteren) bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)] III-4-4
buik buik: boek (Dieteren, ... ) buik (lijf) [DC 01 (1931)] III-1-1
buikpijn de buik doet me wee: boek duit mich wiè (Dieteren), pijn in zijn lijf: pien in me lief (Dieteren) ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)] III-1-2
bundel, bussel pongel: pungel (Dieteren) bundel [SGV (1914)] III-4-4
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) bunder: boender (Dieteren) bunder [SGV (1914)] III-4-4
bunzing fis: vis (Dieteren, ... ), visch (Dieteren) bunzing [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] III-4-2
buskruit pulver (<lat.): polfer (Dieteren) buskruit [SGV (1914)] III-3-1
bussel uitgedorst stro bos: buš (Dieteren) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buurman nabuur: noaber (Dieteren) buurman [SGV (1914)] III-3-1