34253 |
deksel van de karnton |
schijf:
šīf (L431p Dieteren)
|
Deksel met een opening voor de karnstaf. [A 7, 21; JG 1a, 1b; Ge 22, 38; N 12, add.]
I-11
|
33916 |
dempig |
dempig:
dɛmpex (L431p Dieteren)
|
Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6]
I-9
|
19048 |
denken |
denken:
dènke (L431p Dieteren)
|
denken [SGV (1914)]
III-1-4
|
24476 |
dennenappel |
den:
den (L431p Dieteren)
|
dennenappel [SGV (1914)]
III-4-3
|
22087 |
dennennaalden |
spangen:
spange (L431p Dieteren)
|
dennennaald [SGV (1914)]
III-4-3
|
19167 |
deugniet |
deugeniet:
deugeneet (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
deugniet [DC 11 (1942)], [SGV (1914)]
III-1-4
|
19684 |
deur |
deur:
dø̄r (L431p Dieteren)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
21310 |
dief |
dief:
deef (L431p Dieteren)
|
dief [SGV (1914)]
III-3-1
|
19080 |
dienst |
dienst:
deenst (L431p Dieteren)
|
dienst [SGV (1914)]
III-1-4
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (L431p Dieteren)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|