e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
schijf achterschijf:   šȳf (Tungelroy), šīf (Groot Genhout, ... ), bovenmate, hevig, zeer: scheef  schief (Blitterswijck), cirkel, kring:   sjief (Urmond), deksel van de karnton:   šē̜i̯f (Schimmert), šęi̯f (Amby, ... ), šīf (Dieteren, ... ), doormidden gesneden beschuitbol:   šīf (Geleen), draaischijf:   sxī̄f (Gennep, ... ), šī̄ǝf (Tegelen), dun sneetje brood: Syst. WBD  sjīēf spek (Neer), sjīēf vleis (Neer), sjīēf wórst (Neer), honderd frank: ps. omgespeld volgens Frings.  šēͅjf (Rosmeer), hoofdplaat:   sxę̄f (Leopoldsburg), karnschijf:   šęi̯f (Gronsveld, ... ), šīf (Berg / Terblijt, ... ), kiskassen: steentje:   ene schijf (Sint-Truiden), luitafel:   šīf (Meijel), lunsschijf:   sxē̜f (Beringen), sxīf (Achel, ... ), sxīǝf (Gennep, ... ), šejf (Gronsveld, ... ), šȳf (Horn, ... ), šø̜̄jf (Hoeselt), šēf (Opglabbeek), šējf (Lanklaar, ... ), šęjf (Nunhem, ... ), šīf (Berg, ... ), šīwf (Stokkem), mandijzer:   šīf (Meijel), moot vis:   schief (Opglabbeek), schijf (Maastricht), schīēf (Venray), shi-jf (Gruitrode), sji-jf (As, ... ), sjie.f (Kerkrade), sjief (Gulpen, ... ), sjief vösj (Buchten), sjijf (Maastricht, ... ), sjīēf (Heerlen, ... ), sjíéf (Nuth/Aalbeek), stijf (Maastricht), nagelijzer:   šājf (Bilzen), onderlegplaat:   šājf (Bilzen), ploegkam:   sxīi̯f (Neerpelt, ... ), sxęi̯f (Neerpelt), šīf (Posterholt, ... ), poelie:   šīf (Heel), raat:   sxɛjf (Peer), ši-jf (Meeuwen), (mv)  sxájvǝ (Paal), sxę̄vǝ (Hasselt), šaw.vǝ (Membruggen), šīvǝ (Ellikom), rijksdaalder: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  sjīēf (Klimmen), rondel:   schijf (Heythuysen), sxęjf (Maastricht), (mv)  sxīvǝ (Venlo, ... ), šīvǝ (Heerlen, ... ), schietschijf:   schief (Blerick, ... ), schīēf (Maasbree), sjief (Kerkrade, ... ), ps. invuller heeft niet het werkwoord, maar meervoudsvorm van doel (zelfst. nw.) ingevuld.  sjijf (Limmel), schijfkouter:   schijf (Walshoutem), sxīf (America, ... ), sxīǝf (Neerpelt), šai̯ǝf (Tongeren), šīf (Baarlo, ... ), š˙ęi̯f (Kanne), slijpschijf:   šājf (Bilzen), stootring:   šīf (Groot Genhout), trendel:   sxīf (Leuken, ... ), šīf (Helden), šīǝf (Panningen), twintig frank: ps. omgespeld volgens Frings.  šēͅjf (Rosmeer), vijftig frank: ps. omgespeld volgens Frings.  šēͅjf (Rosmeer) I-1, I-11, I-13, II-1, II-10, II-11, II-12, II-3, II-6, II-7, II-8, III-2-3, III-3-1, III-3-2, III-4-4