e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

Gevonden: 1751
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droog blijven t blijft over]: ⁄t hil euver (Dieteren) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] III-4-4
droogdoek, theedoek schoteldoek: šøtəlduk (Dieteren) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
druilerig en koud weer miezerig (weer): miezerig (Dieteren), nat (weer): eine nate zomer (Dieteren, ... ), naat (Dieteren, ... ) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen druipen: druipen (Dieteren), hij is kletsnat: hê is klatsnaat (Dieteren, ... ), hê wōēr klatsnat (Dieteren, ... ) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: droevetros (Dieteren) druiventros [SGV (1914)] I-7
dubbele pik bikkel: beqǝl (Dieteren) Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.] II-9
duif (alg.) duif: doef (Dieteren) Duif [SGV (1914)] III-3-2
duif, algemeen duif: doef (Dieteren) Duif [SGV (1914)] III-4-1
duits pruisisch: Prusjes (Dieteren) Duitsch [SGV (1914)] III-3-1
duivenhok duivenslag: duvǝslāx (Dieteren), spijkerd: spiekert (Dieteren) (duiven)til [SGV (1914)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2