e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

Gevonden: 1751
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haas haas: haas (Dieteren, ... ), hazen (mv.): haze (Dieteren), zandhaas: zandjhaas (Dieteren) haas [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || hazen [SGV (1914)] || zandhaas [SGV (1914)] III-4-2
hagedis es: (aes) (Dieteren), āēs (Dieteren), hagedis: hagedis (Dieteren), muures: moeraes (Dieteren) (muur)hagedis [SGV (1914)] || hagedis [DC 07 (1939)] III-4-2
hagelbui hagelbui: hagelbuuj (Dieteren) hagelbui [DC 16 (1948)] III-4-4
hagelen hagelen: hagele (Dieteren) hagelen [SGV (1914)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel hagelsteen: hagelstein (Dieteren), stenen: stein (Dieteren) hagelsteen [SGV (1914)] || hagelsteen, hagelkorrel [N 22 (1963)] III-4-4
hagelx hagel: hagel (Dieteren) hagel [SGV (1914)] III-4-4
hagen hagen: hāgǝ (Dieteren) De vormelingen opstapelen op het hagebed. De stenen worden daartoe schuin en kruisgewijs op hun kant gezet, kop op kop. Op deze wijze kan de wind gemakkelijk tussen de openingen spelen en het droogproces versnellen (Schuddinck, pag. 102). De woordtypen vlaggen (P 48) en hallen (L 315, L 355) duiden waarschijnlijk het stapelen van stenen onder rietmatten of in een haaghut aan. Zie ook het lemma ɛrietmattenɛ.' [N 98, 101; N 98, 106; L 1a-m; L 26, 10; S 12; monogr.; N 98, 101 add.] II-8
haken vasthangen: vashange (Dieteren) haken (ww.) [SGV (1914)] III-1-3
hakmes hakmes: hakmes (Dieteren), heep: haip (Dieteren) hakmes, hiep [Roukens 03 (1937)] || heep (bijl) [SGV (1914)] III-2-1
haksel haksel: hɛksǝl (Dieteren) Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.] I-4