28768 |
katoen |
katoen:
kǝtūn (L431p Dieteren)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
24179 |
kauw |
dooltje:
dölke (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
17628 |
keel, strot |
keel:
kael (L431p Dieteren),
käel (L431p Dieteren),
strot:
strōāt (L431p Dieteren)
|
keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [SGV (1914)]
III-1-1
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
voordel:
vøę̄ldǝr (L431p Dieteren),
vøę̄rdǝl (L431p Dieteren),
vøę̄rǝl (L431p Dieteren),
vø̜rǝl (L431p Dieteren)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19053 |
kennen |
kennen:
kēnnen (L431p Dieteren)
|
kennen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21283 |
kerel |
kerel:
kèrel (L431p Dieteren)
|
kerel [SGV (1914)]
III-3-1
|
23214 |
kerk |
kerk:
kirk (L431p Dieteren)
|
kerk [SGV (1914)]
III-3-3
|
22919 |
kermis add. |
omgangskermis:
ómgangskirmes (L431p Dieteren)
|
Kermis op processie-zondag.
III-3-2
|
34077 |
kern |
jonghoorntje:
jǫŋkhø̜rkǝ (L431p Dieteren),
moer:
mur (L431p Dieteren)
|
Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15]
I-11
|
24334 |
kever, tor |
kever:
kèver (L431p Dieteren),
keverd:
kê-vert (L431p Dieteren)
|
kever [SGV (1914)] || tor [SGV (1914)]
III-4-2
|