e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

Gevonden: 1751

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beitelarend staart: start (Dieteren) Het spits uitlopende deel van het beitelblad dat in het beitelhecht wordt bevestigd. Zie ook afb. 63d. [N 53, 34e; L 45, 12b; A 14, 12b] II-12
bekisting bekisting: bǝkesteŋ (Dieteren) De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.] II-9
bekvechten streven: straeve (Dieteren), strêve (Dieteren) redetwisten [SGV (1914)] III-3-1
beloken pasen beloken pasen: bloake Poasche (Dieteren) beloken Paschen [SGV (1914)] III-3-3
bemesten mesten: męstǝ (Dieteren) De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1
benauwd en vochtig weer broeierig (weer): breujerig (Dieteren), moddelwarm: muddelwerm (Dieteren) warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)] III-4-4
bepleisteren lemen: lęjmǝ (Dieteren) De gevlochten vulling van een vak of wand met leemspecie bestrijken. In L 320a gebeurde het 'bezetten' met leem, kalk en haren die door de kapper bijeengespaard waren. Het aanbrengen van de leem werd in Q 121 door de 'leemklener' ('lēmklęǝnǝr') gedaan, in Q 96a en Q 96c door de 'plakker' ('pl'kǝr'). Zie voor het woordtype '(be)klenen' ook RhWb IV, kol. 705 s.v. 'klennen ii': ø̄Lehm in die Gefachwand schmieren, plästern.ø̄ Het woordtype 'spervelen' (Q 30) is een afleiding van het woord 'spervel', de benaming voor een rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat dat wordt gebruikt bij het bepleisteren van muren. Zie ook het lemma 'Speciebord'. [S 21; L 1a-m; N 4A, 53h; N F, 56d; N 31, 45c; monogr.] II-9
bestendig weer vast (weer): vas (Dieteren) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] III-4-4
besvrucht, algemeen miemert: mimert (Dieteren), mimerte (Dieteren) bes [SGV (1914)] || bessen [SGV (1914)] I-7
beteuterd onnozel: onneuezel (Dieteren) beteuterd [SGV (1914)] III-1-4