31113 |
kunstwerk |
kunstwerk:
kunstwerk (L421p Dilsen)
|
Moeilijk en fijn schoenwerk, dat veel vakbekwaamheid en vaardigheid vereist. [N 60, 223a]
II-10
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
kwa.kǝn (L421p Dilsen)
|
Het geluid dat de koninginnen maken net vóór ze uit de cel komen. Waarschijnlijk luistert de jonge, nog niet uitgelopen moer, of zij antwoord van een mogelijke mededingster krijgt op dit gekwaak. Als dit niet het geval is, kan ze de moercel verlaten. [N 63, 32a; N 63, 33a; Ge 37, 43]
II-6
|
28516 |
kwaker |
kwaker:
(mv)
kwa.kǝrs (L421p Dilsen)
|
Koningin die vlak vóór het uit de cel komen een dof, kwakend geluid laat horen. [N 63, 32b; N 63, 32a; N 63, 33b]
II-6
|
32114 |
kwart-holvormig profiel |
kreus:
krø̄s (L421p Dilsen)
|
Holvormige profiellijst met de vorm van een kwartcirkel. Zie ook afb. 156. [N 55, 155]
II-12
|
32254 |
kwast, noest |
knoest:
knust (L421p Dilsen)
|
Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.]
II-12
|
24880 |
kweek |
nachtschaal:
naach-chaal (L421p Dilsen),
puinen:
pø̜̄nǝ (L421p Dilsen),
pø̜i̯nǝ (L421p Dilsen),
winde:
winj (L421p Dilsen)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras (Agropyrum repens) [Lk 04 (1953)]
I-5, III-4-3
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
laag:
lǭx (L421p Dilsen)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
18374 |
laarzenschacht |
tige (fr.):
tige (L421p Dilsen)
|
Kent u het woord schacht (of schaft), wat betekent het, hoe spreekt u het uit? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
34581 |
ladderboom |
leierstukken:
lęi̯.ǝrstɛkǝ (L421p Dilsen)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade:
lai (L421p Dilsen)
|
lade van een tafel [ZND 39 (1942)]
III-2-1
|