e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dilsen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molsla ganstong: gaustoenge (Dilsen) Hoe noemt u: de sla die verkregen wordt van de gewone in t wild groeiende paardenbloem door deze af te sluiten van zonlicht (ook verbeterde soorten) (molsla) komt vaak spontaan voor in molshopen [N 71 (1975)] I-7
mond mond: munt (Dilsen) mond [RND] III-1-1
mond (spotnamen) muil: mul (Dilsen) muil [ZND m] III-1-1
mond- en klauwzeer muilziekte: mulzēktǝ (Dilsen) Ziekte waarbij de mond en de klauwen van de varkens zijn aangetast; de dieren weigeren alle voedsel. Het is een besmettelijke ziekte. [N 76, 53; A 48a, 21; monogr.] I-12
mondstuk mondstuk: moentstək (Dilsen) Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)] III-3-2
mondvol mondvol: ⁄n moendvol aafbièten (Dilsen) hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)] III-4-4
mopperen (tegensputteren) knorren: knorren (Dilsen) preutelen: betekenis [ZND 40 (1942)] III-1-4
mot mot: mot (Dilsen), moͅt (Dilsen) mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)] III-4-2
motorfiets tuf: tøv (Dilsen) motor [RND] III-3-1
motzwerm motzwerm: motzwɛrm (Dilsen) Volk dat zijn bijenwoning verlaat, omdat het door de wasmot is aangetast. [N 63, 37d] II-6