24842 |
naaldbomen |
naaldboom:
naaljboam (L421p Dilsen)
|
Hoe noemt u: de bomen die naalden hebben i.p.v. bladeren (naaldboom, kegeldrager, etc.?) [N 75 (1975)]
III-4-3
|
34407 |
naar de ram brengen |
leiden:
lęi̯.ǝ (L421p Dilsen)
|
Het vrouwelijk schaap laten bevruchten door de bok. [N 77, 33; N 77, 32; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
17848 |
naar huis gaan |
heimwaarts gaan:
019b: hetzelfde.
noe go(ə)n ix eivis (L421p Dilsen)
|
Wat zegt men in uw dialect? Nu ga ik naar huis. [ZND 48 (1954)]
III-1-2
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (L421p Dilsen)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot:
hǫt (L421p Dilsen)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaal (L421p Dilsen)
|
nachtegaal [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
34179 |
nageboorte van de koe |
rein:
rɛi̯.n (L421p Dilsen)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
grōmǝnt (L421p Dilsen)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
28644 |
najaarshoning |
nazomerhoning:
no.zo.mǝrho.neŋ (L421p Dilsen)
|
Soort honing die uit de nectar van najaarsbloesem, vooral heidebloesem, is bereid. [N 63, 112a; monogr.]
II-6
|
33097 |
nascharren, naoogsten |
naoogsten:
nǭǫu̯xstǝ (L421p Dilsen)
|
De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93]
I-4
|