24565 |
stinkende gouwe |
wrattelenkruid:
vrattəllənkrūd (L421p Dilsen)
|
schelkruid [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
31693 |
stobbe |
vot:
vǫt (L421p Dilsen)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
21226 |
stoep |
luif:
luif (L421p Dilsen)
|
stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
20033 |
stokroos |
stokroos:
stokrōūz (L421p Dilsen)
|
stokroos (althea rosea L.) [N 73 (1975)]
III-2-1
|
28462 |
stomp staan |
stompen:
stumpǝn (L421p Dilsen)
|
Stomp afwerken van de onderzijde van de raat of raten door de bijen. Deze afstomping wijst erop, dat het bouwen voor het seizoen geëindigd is. Het is een zeker teken van zwermplannen van het volk. [N 63, 16d; N 63, 16c]
II-6
|
28689 |
stoomwassmelter |
stoomsmelter:
stǫwmsmɛltǝr (L421p Dilsen)
|
Toestel om was te smelten waarbij gebruik gemaakt wordt van stoom. Een waskanon is een stoomwassmelter. Het bestaat uit twee op een pan in elkaar gemonteerde bussen, waarvan de binnenste geperforeerd is. De ruwe raat wordt enige etmalen geweekt, waardoor het ergste vuil loslaat. De massa wordt in stukjes gebroken, in de binnenste cilinder gestopt, de pan wordt voor de helft met water gevuld en het geheel wordt op het vuur gezet. De hete stoom smelt de raat, de vloeibare was loopt door een tuitje uit het toestel en kan opgevangen worden op een heetwaterbad. Vervolgens laat men de waskoek langzaam afkoelen (De Roever, pag 284). Volgens de informant van Q 253 bestaat dit toestel niet in zijn streek. [N 63, 129b]
II-6
|
31626 |
stoot |
stoot:
styj (L421p Dilsen
[(aan voor- en achterzijde van het hoefijzer)]
)
|
Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.]
II-11
|
32003 |
stootblok, stoothaak |
steunblok:
steunblok (L421p Dilsen)
|
Houten blokje of metalen pinnetje dat klemvast in het werkbankblad aangebracht is en met behulp van een hamer naar boven gedreven kan worden. Het dient als steun bij het schaven van werkstukken. Zie ook afb. 113. [N 53, 209a-b]
II-12
|
32002 |
stootblokgat |
klemgat:
klamgāt (L421p Dilsen)
|
Rechthoekig gat vooraan in het werkbankblad waarin het stootblok vastgezet kan worden. Zie ook het volgende lemma. Vergelijk voor het eerste lid van het woordtype klovenlok uit Kerkrade-Bleijerheide (Q 121c) ook het Hgd. ɛKlobenɛ, dat onder meer ø̄houtblokjeø̄ en ø̄ijzeren haakø̄ kan betekenen.' [N 53, 208h]
II-12
|
34577 |
stootring |
as:
as (L421p Dilsen)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|