31040 |
bijkloppen |
bijkloppen:
bīklǫpǝn (L421p Dilsen)
|
Het overleer overal gladkloppen met de hamer. "Als het overleer strak over de leest getrokken was, zat het nog niet overal glad. Oneffenheden en plooitjes werden met de hamer aangeklopt. Men zei ook wel "bijkloppen"."(Liedmeier, pag. 1). [N 60, 129b]
II-10
|
29040 |
bijsnijden |
besnijden:
bǝsniǝn (L421p Dilsen)
|
Het bijsnijden van de loopzool, het model eraan geven. [N 60, 103]
II-10
|
17652 |
bil |
bats:
bats (L421p Dilsen)
|
Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
bęnǝbīr (L421p Dilsen)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
30999 |
binnennaaien |
randnaaien:
randnaaien (L421p Dilsen)
|
Het aan binnenzool en overleer vastnaaien van de rand. Zie afb. 40. [N 60, 80b]
II-10
|
31000 |
binnennaaigroef |
groef:
grōv (L421p Dilsen)
|
De sleuf die men maakt rondom de rand van de binnenzool om onder het binnenvlak, dat met de voetzool in aanraking komt en dus effen en glad moet blijven, door te naaien. Om de loopzool zo aan de schoen te naaien, dat er van de naad op het loopvlak niets te zien is, verzinkt men deze. Men snijdt daartoe een groef in het loopvlak, waarin de steken gelegd worden. [N 60, 106a]
II-10
|
18458 |
binnennaaigroef [wld ii.10, p. 41] |
groef:
groov (L421p Dilsen)
|
De sleuf die men maakt rondom de rand van de binnenzool om onder het binnenvlak, dat met de voetzool in aanraking kwam en dus effen en glad moest blijven, door te naaien (groef?) Zie tek. 88. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30990 |
binnenneus |
stijve top:
stīvǝ top (L421p Dilsen)
|
Het stijve stuk leer, in de vorm van een schoenneus, dat ter versterking in de neus aangebracht wordt. Zie afb. 37. [N 60, 81a; N 60, 81b]
II-10
|
18449 |
binnenneus [wld ii.10, p. 39] |
stijve top:
stieve top (L421p Dilsen)
|
Een stijf stuk leer in de vorm van een schoenneus, aangebracht in de neus van een schoen ter versterking? (binnenneus?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
26057 |
binnentrap |
trap:
trap (L421p Dilsen)
|
De trap die de verdiepingen in de molen verbindt. [N O, 49c; Sche 17]
II-3
|