e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dilsen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
twijg wis: wiš (Dilsen) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
twijg, jonge tak tak (mv.): tek (Dilsen), wis: wich (Dilsen) Hoe noemt u: de organen die in de zomer, zolang ze bebladerd waren scheuten of loten heetten, nadat zij hun bladeren verloren hebben en houtachtig geworden zijn (als ze niet ouder zijn dan één jaar) (twijg, teen, wis, haar van wilgen?) [N 75 (1975)] || Hoe noemt u: twee- en meerjarige twijgen (takken) [N 74 (1975)] III-4-3
twijnen (draad) draaien: dręjǝn (Dilsen) Het in elkaar draaien van hennepvezels tot een draad. [N 60, 197a] II-10
ui, ajuin unne: unne (Dilsen), unnen (Dilsen), ønə (Dilsen), ønən (Dilsen) ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] || Hoe noemt u: de ui (allium cepa - fam. liliaceae) [N 71 (1975)] I-7
uier uier: y.u̯ǝr (Dilsen), yu̯ǝr (Dilsen), ȳǝr (Dilsen), øi̯ǝr (Dilsen) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uit (voetbal) uitbal: oetbal (Dilsen) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2
uit de as gezeefde kolen oudding: audenk (Dilsen) Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
uit de rij zetten uit de rij zetten: ut ˲dǝ ri zɛtǝn (Dilsen) De korven een meter voor de stal zetten. Door de korven uit de rij te zetten kan men het zwermen van zwermachtige volken ook verhinderen. De meeste vliegbijen komen bij de zwakkere buren terecht. Hierdoor moeten de zwermzuchtige bijen eerst nieuwe vliegbijen zien te krijgen om weer te kunnen zwermen. Vergelijk het lemma Koud Zetten. [N 63, 96a; monogr.] II-6
uitbrander uitbrander: nen uətbrəndər (Dilsen) hoe zeg je: een vermaning, een berisping krijgen (woord op -ment) ? [ZND 41 (1943)] III-1-4
uitdraaileest, oprekleest uitdraaileest: ūtdrɛjlīst (Dilsen) Het apparaat dat men gebruikt voor het uitdraaien of oprekken van schoenen. De spanleest beschrijft de informant van Q 253 als een rechte leest, overlangs in twee√´n gezaagd en met een scharnier aan de hiel. Beide delen kunnen uit elkaar geduwd worden door een schroef die men ertussin draait. [N 60, 244c] II-10