e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dilsen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitsteken gelijksnijden: gǝlīksniǝn (Dilsen) Het wegsnijden van alle uitstaande oneffenheden aan de rand van de binnenzool, de loopzool en de hak, met behulp van een randsteekmes. [N 60, 116b; N 60, 116c] II-10
uitwendig kruiwerk kruiwerk: krøjwɛ̄rǝk (Dilsen) Algemene benaming voor alle voorzieningen die aan de buitenzijde van de molen zijn aangebracht om de gehele molen of de molenkap naar de wind te draaien. [N O, 30h; Sche 60; monogr.] II-3
uitwerpselen van de bij kak: kak (Dilsen) Ontlasting van de bij. Vooral bekend is de in de winter opgespaarde ontlasting die via de reinigingsvlucht geloosd wordt. Wanneer de bij in uitzonderlijke gevallen de bijwoning bevuilt, noemt men dit roer. [N 63, 56b] II-6
uitwijken terzijde uitgaan: tǝrzīǝn ū.t˲gūǝ.n (Dilsen) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
uitzagen uitzegen: ūt˲zē̜gǝ (Dilsen) Gedeelten uit het hout wegzagen om er zo versieringen in aan te brengen. Het aanzagen wordt meestal met behulp van een decoupeerzaag gedaan. Zie ook dat lemma. [N 53, 23a] II-12
unster ponder: n punjer (Dilsen) De Romeinse balans, bestaande uit een stok waarover een gewicht heen en weer geschoven wordt. [ZND 33 (1940)] III-3-1
vaars vaars: vɛ̄s (Dilsen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vagina, geslachtsorgaan van de merrie lijf: lī.f (Dilsen) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
vallen vallen: valə (Dilsen), [~an]  vallen (Dilsen) vallen [ZND m] III-1-2
van katoen geven buzze geven, kemp,: gas geəvən (Dilsen), kemp geəvən (Dilsen), kətun geəvən (Dilsen) welke uitdrukkingen kent uw dialect om te zeggen dat we er kracht of drift moeten achter zetten om klaar te komen; sommige dialecten zeggen b.v. we zullen moeten katoen geven (of: hem katoen geven, of: van katoen geven), lament geven [ZND 41 (1943)] III-1-4