31047 |
uitsteken |
gelijksnijden:
gǝlīksniǝn (L421p Dilsen)
|
Het wegsnijden van alle uitstaande oneffenheden aan de rand van de binnenzool, de loopzool en de hak, met behulp van een randsteekmes. [N 60, 116b; N 60, 116c]
II-10
|
26076 |
uitwendig kruiwerk |
kruiwerk:
krøjwɛ̄rǝk (L421p Dilsen)
|
Algemene benaming voor alle voorzieningen die aan de buitenzijde van de molen zijn aangebracht om de gehele molen of de molenkap naar de wind te draaien. [N O, 30h; Sche 60; monogr.]
II-3
|
28560 |
uitwerpselen van de bij |
kak:
kak (L421p Dilsen)
|
Ontlasting van de bij. Vooral bekend is de in de winter opgespaarde ontlasting die via de reinigingsvlucht geloosd wordt. Wanneer de bij in uitzonderlijke gevallen de bijwoning bevuilt, noemt men dit roer. [N 63, 56b]
II-6
|
21133 |
uitwijken |
terzijde uitgaan:
tǝrzīǝn ū.t˲gūǝ.n (L421p Dilsen)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
31792 |
uitzagen |
uitzegen:
ūt˲zē̜gǝ (L421p Dilsen)
|
Gedeelten uit het hout wegzagen om er zo versieringen in aan te brengen. Het aanzagen wordt meestal met behulp van een decoupeerzaag gedaan. Zie ook dat lemma. [N 53, 23a]
II-12
|
21387 |
unster |
ponder:
n punjer (L421p Dilsen)
|
De Romeinse balans, bestaande uit een stok waarover een gewicht heen en weer geschoven wordt. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
34061 |
vaars |
vaars:
vɛ̄s (L421p Dilsen)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
lijf:
lī.f (L421p Dilsen)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
17822 |
vallen |
vallen:
valə (L421p Dilsen),
[~an]
vallen (L421p Dilsen)
|
vallen [ZND m]
III-1-2
|
19236 |
van katoen geven |
buzze geven, kemp,:
gas geəvən (L421p Dilsen),
kemp geəvən (L421p Dilsen),
kətun geəvən (L421p Dilsen)
|
welke uitdrukkingen kent uw dialect om te zeggen dat we er kracht of drift moeten achter zetten om klaar te komen; sommige dialecten zeggen b.v. we zullen moeten katoen geven (of: hem katoen geven, of: van katoen geven), lament geven [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|