id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22373 | wip | wip: / wip (Dilsen) | / [SND (2006)] III-3-2 |
33779 | wisselen van de tanden | wisselen: wesǝlǝ (Dilsen) | Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9 |
18290 | wit halsboordje | col (fr.): col (Dilsen), kraag: kraag (Dilsen) | wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3 |
33772 | wit stervormig vlekje op het voorhoofd | ster: star (Dilsen) | Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9 |
34538 | wit van het ei | wit: wet (Dilsen) | [JG 1b, 1c; monogr.] I-12 |
33600 | witlof | witlof: witlauf (Dilsen) | Hoe noemt u: Brussels witlof (cichorium intybus - fam. compositae) [N 71 (1975)] I-7 |
33479 | witte aalbes | witte wiemerten: witte wiemerten (Dilsen) | Hoe noemt u: de witte aalbes (soorten?) [N 72 (1975)] I-7 |
20654 | witte kool | kabots: kaboetse (Dilsen), kəbotsə (Dilsen), kabuits: kebôêts (Dilsen), wit moes: wet mōs (Dilsen), witmoes: wit moos (Dilsen) | [Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): witte kool [N 71 (1975)] I-7, III-2-3 |
24280 | witte kwikstaart | koeheerdje: koeweertje (alg.) (Dilsen), kwikstaartje: kwikstertje (alg) (Dilsen) | kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1 |
24574 | witte waterlelie | pompenblader: - pompeblaajer (Dilsen) | witte waterlelie [DC 49a (1974)] III-4-3 |