e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dilsen

Overzicht

Gevonden: 2332
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geerakker kortvoren: kǫrt˲vuǝrǝn (Dilsen) Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.] I-1
geeuwhonger geeuwhonger: gīəhoͅŋər (Dilsen) geeuwhonger [ZND 01 (1922)] III-2-3
geheel afgeschoren wolvacht vacht: vaxt (Dilsen) De gehele vacht wol van het schaap, wanneer dit geschoren wordt. [N 38, 19; L 41, 37; monogr.] I-12
geit geit: gęi̯.t (Dilsen) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geknotte wilg soets: soets (Dilsen) de wilg [Lk 6 (1953)] III-4-3
geld geld: gēͅlt (Dilsen), xaelt (Dilsen) geld [RND], [ZND m] III-3-1
gele lupine boontjes: byǝnkǝs (Dilsen), lupinen: ly`pēnǝ (Dilsen) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gelijkvijlen, gelijkraspen afraspen: āfraspǝ (Dilsen) Met een houtvijl of houtrasp een werkstuk mooi gelijkmaken, bijvoorbeeld nadat onderdelen daarvan zijn samengevoegd. [N 53, 158c] II-12
geloven geloven: gløjvə (Dilsen), gløͅjvə (Dilsen) Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-3-3
gemakkelijk gemakkelijk: ook materiaal znd 23, 77  gəmīəkələk (Dilsen) gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4