32746 |
geerakker |
kortvoren:
kǫrt˲vuǝrǝn (L421p Dilsen)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|
20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
gīəhoͅŋər (L421p Dilsen)
|
geeuwhonger [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
34425 |
geheel afgeschoren wolvacht |
vacht:
vaxt (L421p Dilsen)
|
De gehele vacht wol van het schaap, wanneer dit geschoren wordt. [N 38, 19; L 41, 37; monogr.]
I-12
|
27539 |
geit |
geit:
gęi̯.t (L421p Dilsen)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
24483 |
geknotte wilg |
soets:
soets (L421p Dilsen)
|
de wilg [Lk 6 (1953)]
III-4-3
|
21274 |
geld |
geld:
gēͅlt (L421p Dilsen),
xaelt (L421p Dilsen)
|
geld [RND], [ZND m]
III-3-1
|
33264 |
gele lupine |
boontjes:
byǝnkǝs (L421p Dilsen),
lupinen:
ly`pēnǝ (L421p Dilsen)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
31884 |
gelijkvijlen, gelijkraspen |
afraspen:
āfraspǝ (L421p Dilsen)
|
Met een houtvijl of houtrasp een werkstuk mooi gelijkmaken, bijvoorbeeld nadat onderdelen daarvan zijn samengevoegd. [N 53, 158c]
II-12
|
23207 |
geloven |
geloven:
gløjvə (L421p Dilsen),
gløͅjvə (L421p Dilsen)
|
Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-3-3
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gəmīəkələk (L421p Dilsen)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|