e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

Gevonden: 3950
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gelezen mis leesmis: laesmès (Doenrade) Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gelijken (op) er op lijken: ⁄t liek doa op (Doenrade), lijken: liekə (Doenrade, ... ), liéke (Doenrade), schijnen: sjiéne (Doenrade) aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] III-4-4
gelijkspelen bij zaad zijn: bie zaod zinne (Doenrade), gelijkstaan: geliek sjtaon (Doenrade) Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2
gelijktijdige lossing gezamenlijke lossing (zn.): gezaamelike lossing van jônge en oùwe (Doenrade) het gelijktijdig lossen van jonge en oude duiven? [N 93 (1983)] III-3-2
geloof geloof: gelouf (Doenrade) geloof [SGV (1914)] III-3-3
gelooven geloven: gluive (Doenrade) gelooven [SGV (1914)] III-3-3
geluid van naderend onweer rommelen: rommelə (Doenrade), ròmmelè (Doenrade), ròmmələ (Doenrade) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] III-4-4
geluidloos een wind laten ene op de sokken laten (gaan): op de zökke (Doenrade) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)] III-1-1
gelukken lukken: lukkə (Doenrade) een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben met de helm geboren: mit de helm gebaorə (Doenrade) iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4