e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handelaar handelaar: hànjeleer (Doenrade) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1
handelen handelen: hànjelə (Doenrade, ... ) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1
handeling gang: gank (Doenrade) een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4
handig handig: hänjich (Doenrade) goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] III-1-4
handkar handkar: hantjkar (Doenrade) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handkussen handkussen: hanjtjkø̜sǝ (Doenrade) Het handkussen is vlak en iets groter dan de oppervlakte van een hand. Het heeft aan de onderzijde een band waardoorheen de linkerhand gestoken wordt, zodat het kussen op de palm van de hand rust. Men gebruikt het handkussen voor het persen en afglanzen van mouwkoppen, schoudernaden en andere moeilijk bereikbare plaatsen (Gerritse, pag. 36). De informant van L 330 vermeldt dat men vroeger een mouwekussentje gebruikte en nu een klein handkussen hanteert. De informant van K 361 vermeldt dat bij het persen van de kraag deze wordt ø̄rondgezetø̄ op de persplank of op het handkussen. [N 59, 26a; N 59, 26b; N 59, 19e] II-7
handnaaimachine handmachine: hanjtjmǝšin (Doenrade) Naaimachine die men met één hand in beweging brengt. De informant van L 416 merkt op, dat men de machine aandraait door middel van een rad met een knop. De informant van Q 111* spreekt van een machine met zwengel. De informant van Q 88 vermeldt dat men de handnaaimachine niet meer gebruikt. [N 59, 17c] II-7
handschoen haas: he-isj (Doenrade), he-isje (Doenrade) handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)] III-1-3
handvat aan de ploegstaart handvat: hantj˲vat (Doenrade) De staart van een voetploeg, een radploeg en de zgn. losse karploeg is voorzien van of eindigt in een handvat, dat de ploeger stevig vasthoudt om te bereiken dat de ploeg de voor goed afsnijdt en niet uit de voor schiet. Aan dat handvat trekt hij de ploeg aan het einde van iedere voor om en houdt hij de (achter)ploeg vast wanneer deze in de sleepstand over de wendakker getrokken wordt. De latere vaste karploegen hebben van achteren ook een handvat. Maar omdat dergelijke ploegen niet echt bestuurd hoeven te worden, is dit handvat vooral dienstig bij het keren en het op nieuw inzetten van de ploeg. [N 11, 31.I.k; N 11A, 84i; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
handveger, stoffer handborstel: (oogwaal: dreksplaetje en handjbeusjtel). samen met DC 15, 7b  handjbeusjtel (Doenrade), veger: samen met DC 15, 7b  veäger (Doenrade) Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] III-2-1