22379 |
jojo |
jojo:
jojo (Q027p Doenrade)
|
Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22548 |
jokeren (kaartspel) |
jokeren:
jokere (Q027p Doenrade)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
⁄t kèndj is nog jonk (Q027p Doenrade)
|
jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
een die pas uit vliegt:
une dae pas oet vlugt (Q027p Doenrade),
pieper:
ene pieper (Q027p Doenrade)
|
een jong dat pas kan vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
krijgt al stoppelen op:
dae krit al sjtoppels op (Q027p Doenrade)
|
Hoe zegt men van een jong: "met schietende pluimen"? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21913 |
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) |
stoppelsjongen:
une sjtoppelsjounge (Q027p Doenrade)
|
een jong met schietende pluimen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
jong vogeltje:
jong vögelke (Q027p Doenrade),
kats vogeltje:
katsj vuugelke (Q027p Doenrade)
|
een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
kats:
katsj (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade,
Q027p Doenrade),
katsjong:
katsjong (Q027p Doenrade)
|
een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)] || een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋk (Q027p Doenrade),
joŋt (Q027p Doenrade),
jŏnk (Q027p Doenrade),
WLD
jónk (Q027p Doenrade),
jongen (mv.):
jōnge (Q027p Doenrade),
jongt:
e jongt (Q027p Doenrade)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] || jong (subst.; van een dier) [Roukens 12 (1937)] || jong (ve dier) [SGV (1914)]
I-11, III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (Q027p Doenrade),
baggen (mv.):
bage (Q027p Doenrade)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|