e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kast kast: kast (Doenrade) kast [SGV (1914)] III-2-1
kast voor liturgische gewaden misklerenkast: meskleijerkas (Doenrade) De kast(en) waarin deze gewaden liggend worden opgeborgen. [N 96A (1989)] III-3-3
kat kat: kat (Doenrade), katje: kètje (Doenrade), miempje: ideosyncr.  miemke (Doenrade), mietsje: mietske (Doenrade) Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat [SGV (1914)] III-2-1
kathedraal kathedraal: karredraal (Doenrade) Een kathedraal. [N 96A (1989)] III-3-3
katholiek katholiek (<fr.): katholiek (Doenrade) katholiek [SGV (1914)] III-3-3
katoen katoen: kotūn (Doenrade), kǝtūn (Doenrade) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7
kauwen kauwen: kŭŭjə (Doenrade), knauwelen: knauwele (Doenrade), knauwelè (Doenrade) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kazuifel kazuifel: kazuifel (Doenrade) Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
keel, strot keel: kèl (Doenrade), strot: sjtroat (Doenrade) keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [SGV (1914)] III-1-1
keerbeitel dekbeitel: dęk˱bęjtǝl (Doenrade) De bovenste, niet snijdende beitel van sommige houtschaven die boven op de schaafbeitel bevestigd is. Zie ook afb. 31d. De keerbeitel voorkomt dat er bij het schaven houtvezels uit het hout worden getrokken. Daarom wordt de keerbeitel zo dicht mogelijk tegen de snede van de schaafbeitel geplaatst. [N G, 35c; N 53, 54g; monogr.] II-12