e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koffiedik brozelen: broozele (Doenrade), (van koffie).  brooezele (Doenrade), dras: dras (Doenrade) droesem [SGV (1914)] || koffiedik [SGV (1914)] III-2-3
koken (intr.) koken: kaoke (Doenrade) koken [DC 03 (1934)] III-2-3
kolengruis gruis: grúus (Doenrade) Hoe noemt u het gruis van kolen? [N 104 (2000)] III-2-1
kolenschop kolenschup: kaolesjup (Doenrade), koalesjúp (Doenrade) Hoe noemt u het werktuig om kolen enz. langs het keldergat in te doen (breed en aan een zijde afgerond)? (schop, troefel, kolenschup) [N 104 (2000)] III-2-1
kom komp: koͅmp (Doenrade) kom [SGV (1914)] III-2-1
komen komen: komme (Doenrade) komen [SGV (1914)] III-1-2
komisch komisch: komisj (Doenrade) lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)] III-1-4
kommervol (zijn): kommer zwaarmoedig: sjwaormeudig (Doenrade) vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)] III-1-4
konijn konijn: knien (Doenrade) konijn [SGV (1914)] III-2-1
konijnenhol pijp: ideosyncr.  piep (Doenrade), WLD  pīēp (Doenrade) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] III-4-2