e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meester meester: meister (Doenrade) meester [SGV (1914)] III-3-1
meetlint maat: mǭt (Doenrade) Een oprolbaar ¬± 150 cm lang meetlint, vervaardigd van linnen en inwendig van koperdraad voorzien om het rekken of krimpen tegen te gaan (Gerritse, pag. 21). Zie afb. 2. [N 59, 2; N 62, 69] II-7
meevaller meevaller: mitvaller (Doenrade) een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)] III-3-1
mei mei: mei (Doenrade) De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)] III-3-2
meiboom mei: mɛj (Doenrade), meiboom: meiboom (Doenrade) De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.] II-9, III-3-2
meid, dienstmeid maagd: māt (Doenrade) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn hagendoorn: hagendoare (Doenrade), heggenbloem: -  hekkebloeme (Doenrade) haagdoorn [SGV (1914)] || meidoorn [DC 13 (1945)] III-4-3
meikever meikever: meikieëver (Doenrade), meikêver (Doenrade), ideosyncr.  meikever (Doenrade), WLD  meikééver (Doenrade) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [SGV (1914)] III-4-2
meikoningin meikoningin: meikeuningin (Doenrade) Het gebruik om op 30 april of een dag in mei een meisje tot koningin of een jongen tot koning te kiezen [meikoningin]. [N 88 (1982)] III-3-2
meiraap meiraap: meireūp (Doenrade) De meiraap, een vroege variëteit van de raap (meiraap, tolletje, knolletje, kelen, raap). [N 82 (1981)] I-7