e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moed courage (fr.): kuraasj (Doenrade), durf: durf (Doenrade) moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)] || onverschrokkenheid in moeilijkheden en gevaren [moed, courage] [N 85 (1981)] III-1-4
moedeloos (zijn) mismoedig: mismujig (Doenrade) moedeloos [SGV (1914)] III-1-4
moeder mam: het meest gebr.: moder  mam (Doenrade), moeder: moeder (Doenrade), mooder (Doenrade), mōdər (Doenrade) (moeder;) Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || moeder [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] || moeder; (Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] III-2-2
moederklok moederklok: Opm. v.d. invuller: weer een van de "jonge"woorden!  moederklok (Doenrade) de moederklok in het duivelokaal? [N 93 (1983)] III-3-2
moedervlek moedervlek: mōēdərvlek (Doenrade) Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedermaal, peperkoor, pepervlek). [N 84 (1981)] III-1-1
moedig (zijn) niet bang: neet bang (Doenrade) moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)] III-1-4
moeilijk ademhalen geen adem krijgen: Opm. v.d. invuller: dit wordt gezegd van een duif die ademnood heeft.  dae krit geene oam (Doenrade) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: moeilijk ademhalen? [N 93 (1983)] III-3-2
moeite moeite: muite (Doenrade) moeite; hij geeft zich moeite [DC 03] III-1-4
moer moer: mowr (Doenrade) konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)] III-2-1
moestuinx gaarde: gārt (Doenrade) [DC 03 (1934)] I-7