19198 |
moed |
courage (fr.):
kuraasj (Q027p Doenrade),
durf:
durf (Q027p Doenrade)
|
moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)] || onverschrokkenheid in moeilijkheden en gevaren [moed, courage] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19058 |
moedeloos (zijn) |
mismoedig:
mismujig (Q027p Doenrade)
|
moedeloos [SGV (1914)]
III-1-4
|
20331 |
moeder |
mam:
het meest gebr.: moder
mam (Q027p Doenrade),
moeder:
moeder (Q027p Doenrade),
mooder (Q027p Doenrade),
mōdər (Q027p Doenrade)
|
(moeder;) Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || moeder [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] || moeder; (Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
22108 |
moederklok |
moederklok:
Opm. v.d. invuller: weer een van de "jonge"woorden!
moederklok (Q027p Doenrade)
|
de moederklok in het duivelokaal? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17567 |
moedervlek |
moedervlek:
mōēdərvlek (Q027p Doenrade)
|
Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedermaal, peperkoor, pepervlek). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
19309 |
moedig (zijn) |
niet bang:
neet bang (Q027p Doenrade)
|
moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22045 |
moeilijk ademhalen |
geen adem krijgen:
Opm. v.d. invuller: dit wordt gezegd van een duif die ademnood heeft.
dae krit geene oam (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: moeilijk ademhalen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19100 |
moeite |
moeite:
muite (Q027p Doenrade)
|
moeite; hij geeft zich moeite [DC 03]
III-1-4
|
19940 |
moer |
moer:
mowr (Q027p Doenrade)
|
konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
33556 |
moestuinx |
gaarde:
gārt (Q027p Doenrade)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|