23721 |
rozenhoedje |
rozenkrans:
roeëzekrans (Q027p Doenrade)
|
Een Rozenhoedje (waarbij men 1 maal het bidsnoer langs gaat). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23716 |
rozenkrans |
rozenkrans:
roeëzekrans (Q027p Doenrade)
|
De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23722 |
rozenkransgebed |
rozenkrans:
roeëzekrans (Q027p Doenrade)
|
Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
roeëzekransmaontj (Q027p Doenrade)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
rezieen (Q027p Doenrade),
WLD
ruzīēn (Q027p Doenrade)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
29017 |
ruche |
ruche:
ruche (Q027p Doenrade)
|
Geplooid (kanten) oplegsel aan dameskleren of een geplooide gerimpelde of klokkend geknipte reep stof. Er zijn twee soorten ruches, rechte en ronde, die verschillend worden geknipt. Zie afb. 47. [N 62, 42a; MW; monogr.]
II-7
|
17767 |
rug |
rug:
rök (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
29078 |
rugband |
bandje:
bęntjǝ (Q027p Doenrade)
|
De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92]
II-7
|
29076 |
rugsplit |
split:
šplet (Q027p Doenrade)
|
De split in het verlengde van de rugnaad van een colbert. [N 59, 90b]
II-7
|
21936 |
ruien |
moeten:
moete (Q027p Doenrade),
muiten:
ps. invuller twijfelt over dit antwoord (er staat een vraagteken achter dit woord!).
moele (Q027p Doenrade),
ruizelen:
ruuzele (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
rûzele (Q027p Doenrade)
|
Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)] || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-3-2, III-4-1
|