e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sigarenpijpje sigarenspitsje: sigaresjpietske (Doenrade), spitsje: sjpitske (Doenrade), sjpitskə (Doenrade) sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3
sik sik: sek (Doenrade), sik (Doenrade) Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)] I-12, III-1-1
sint-jozefaltaar sint-jozepaltaar: sint joezupèltjer (Doenrade) Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)] III-3-3
sint-jozefbeeld sint-jozef: sint jozef (Doenrade), sint-jozepbeeld: sint joezupbeeld (Doenrade) Een beeld van de H. Jozef. [N 96A (1989)] || Een beeld van St. Jozef. [N 96B (1989)] III-3-3
sintel sintel: sintele (Doenrade) Hoe noemt u datgene dat uit de kachel komt en dat nog kan branden nadat de as eruit gezeefd is (van steenkool)? (bluskool, sintel, kooltjes, krikken) [N 104 (2000)] III-2-1
sip (kijken) sneu kijken: sjneuu kieke (Doenrade) sip kijken [SGV (1914)] III-1-4
sissen sissen: sissen (Doenrade) een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)] III-4-4
sjalot sjalot: sjalot (Doenrade), sjarlot: sjarlot (Doenrade), WLD  sjarlot (Doenrade) [DC 13 (1945)]Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] I-7
sjees sjees: šēs (Doenrade), sjees (<fr.): sjees (Doenrade, ... ) een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] || Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13, III-3-1
sjees = dogkar (wld i.13) dogkar (<eng.): dokkər (Doenrade) een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] III-3-1