e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steken steken: sjtêke (Doenrade) steken [SGV (1914)] III-1-2
stelmechanismen aan de ploeg hebel: hēbǝl (Doenrade) Aan een ploeg zijn verschillende mechanismen of onderdelen te onderscheiden, die dienen om de diepte en breedte van de voor, alsmede de stand van de werkende delen van de ploeg te regelen. Naar de benamingen hiervoor werd niet in het hele gebied ge√Ønformeerd. Mede daarom werden de betrokken gegevens in één lemma bijeengezet. De regelende onderdelen in kwestie zijn hieronder per soort nader toegelicht. Men vergelijke het vorige lemma. [N 11, 31.IV.d; N 11, 32b; N 11A, 93b + 98a + 98d; JG 1a; monogr.] I-1
stelpen van bloed stelpen: sjtelpə (Doenrade) Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)] III-1-2
stelpin van de spaakzwei kijlplankje: kīlplɛŋkskǝ (Doenrade) De verstelbare pin van de spaakzwei waarmee de hellende stand ten opzichte van de naaf wordt bepaald. Bij sommige wagenmakers, bijvoorbeeld in Echt (L 381) en Limbricht (L 434) was dit onderdeel van de spaakzwei van hout vervaardigd. In Echt (L 381) was het van een maatindeling voorzien. Ook de woordtypen speekveer, spekenveer en veer duiden eerder op een houten latje. [N G, 21b] II-12
stelt stelt: sjteltj (Doenrade) Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)] III-3-2
stemmen stemmen: sjtummè (Doenrade), sjtömmə (Doenrade), stúmme (Doenrade) zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)] III-3-1
stempelen stempelen: sjtempele (Doenrade), sjtèmpele (Doenrade), sjtèmpelə (Doenrade) het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] III-3-1
stemvork stemvork: sjtumvork (Doenrade), sjtøͅmvoͅrk (Doenrade) Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)] III-3-2
stenen omheining muur: moer (Doenrade, ... ) een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)] III-2-1
sterven kapotgaan: kápot goá (Doenrade), ideosyncr.  kapot gaan (Doenrade), WLD  kapotgaon (Doenrade), sterven: sjterreve (Doenrade) Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [SGV (1914)] III-2-2, III-4-2