e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trechter trechter: trechter (Doenrade) trechter [SGV (1914)] III-2-1
trechter op de gierton zeiktrechter: [zeik]trɛxtǝr (Doenrade) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
treeft onderzetter: oŋǝrzętǝr (Doenrade) Rooster om een heet ijzer op te zetten. De informant van Q 83 gebruikt als onderzetter meestal een (schoen)zool. Zie afb. 18. [N 59, 22] II-7
trein trein: treien (Doenrade), trein (Doenrade) een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)] III-3-1
treiteren kissen: kisje (Doenrade), plagen: plaogə (Doenrade), tempteren: tampteerə (Doenrade), temteire (Doenrade), transeneren: Van Dale: transeneren, (gew.) kwellen, plagen, mishandelen.  transeneerə (Doenrade), uitkissen: oetkisje (Doenrade) kwellen [SGV (1914)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] || sarren [SGV (1914)] III-1-4
treiterkop geniepige, een -: geniepigə (Doenrade) iemand die in het geniep, stiekem plaagt [neetoor] [N 85 (1981)] III-1-4
trek, eetlust appetijt: àppətiet (Doenrade), honger: hònger (Doenrade), zin: zinne (Doenrade) trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)] III-2-3
trekharmonica monica: mooeneka (Doenrade) harmonica [SGV (1914)] III-3-2
trekken trekken: trèkke (Doenrade), trékkə (Doenrade) trekken [SGV (1914)] || Trekken: een kracht op iets uitoefenen om het te doen bewegen in de richting naar zich toe (trekken, tij(g)en). [N 84 (1981)] III-1-2
trekkers snallen: šnalǝ (Doenrade) Middel om een broek of een vest te kunnen insnoeren. De riempjes achter het vest. [N 59, 143b] II-7