e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitleg uitleg: ōētlék (Doenrade) het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] III-3-1
uitleggen (zoom) uitlaten: ūtlǭtǝ (Doenrade), lengen: lęŋǝ (Doenrade), uitleggen: ōētléggə (Doenrade), verduitsen: verdutsjə (Doenrade) duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW] II-7, III-3-1
uitmaken wie mag beginnen kavelen: kavele (Doenrade) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
uitnodigen uitnoden: oetneu (Doenrade) iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitpoetsmachine poetsmachine: putsmǝšin (Doenrade) De machine waarmee men poetst. Meestal is deze gecombineerd met de schuur- en schrooimachine. De informant van Q 253 geeft de volgende beschrijving van een poetsmachine: "De machine bestaat uit een geraamte met een elektrisch aangedreven as van ongeveer 1,50 m lengte met een stel borstels en daarachter en daaronder stofafzuigkappen. Op de as zijn, om de zowat 15 cm, verschillende rollen gemonteerd. Meestal gaat het om een stalen borstel, een of meerdere schuurrollen, een rol bestaande uit op elkaar geperste leerschijven, een gewone borstel, een rol van op elkaar geperste schijven uit doek. Op ieder uiteinde van de as is er telkens een frees om de randen van de schoen te effenen." Zie ook het lemma gecombineerde machine. [N 60, 243a] II-10
uitschelden schelden: sjeje (Doenrade), sjelje (Doenrade), uitschelden: oetsjèljə (Doenrade) iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitslag onder de neus uitslag: ōētsjlaag (Doenrade) Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)] III-1-2
uitstalling van het allerheiligste uitstelling van het allerheiligste: oetsjtelling van het allerheiligste (Doenrade) Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)] III-3-3
uitstellen uitstellen: ōētsjtéllə (Doenrade) iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)] III-1-4
uitvlucht uitvlucht: outvlucht (Doenrade) wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)] III-1-4