19338 |
vermaak |
vermaak:
vermaak (Q027p Doenrade)
|
een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25091 |
vermengen |
mengen:
mèngə (Q027p Doenrade)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18853 |
vermoeden |
denken:
dénkə (Q027p Doenrade),
vermoeden:
vermoedə (Q027p Doenrade)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25098 |
vernielen |
verdestrueren:
vertesteweire? (Q027p Doenrade),
vernielen:
verneêle (Q027p Doenrade)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
21832 |
vernomen verhaal |
van horen zeggen:
van heurə zéggə (Q027p Doenrade)
|
een vernomen verhaal [meul] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23374 |
verpachte banken |
verpachte plaatsen:
verpachte plaatse (Q027p Doenrade)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18899 |
verplichting |
moeten:
móttə (Q027p Doenrade)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24997 |
verpulveren |
verpulveren:
verpulvere (Q027p Doenrade),
verpulverə (Q027p Doenrade)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
versjaält (Q027p Doenrade),
vərsjaoəlt (Q027p Doenrade),
verschraald:
versjraald (Q027p Doenrade)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verschieten:
versjeetə (Q027p Doenrade)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|