17804 |
brengen |
brengen:
brènge (Q027p Doenrade)
|
brengen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
help:
helpe (Q027p Doenrade)
|
de bretels [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
breuk (Q027p Doenrade)
|
breuk [SGV (1914)]
III-1-2
|
28076 |
breuklijn |
breuk:
brø̄k (Q027p Doenrade)
|
De lijn waarlangs een omvallende kraag dubbel valt. [N 59, 123c]
II-7
|
23316 |
brevier |
brevier (<lat.):
breveir (Q027p Doenrade)
|
brevier [SGV (1914)]
III-3-3
|
22577 |
bridgen (kaartspel) |
bridgen (<eng.):
britsje (Q027p Doenrade)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21250 |
brief |
brief:
breif (Q027p Doenrade)
|
brief [SGV (1914)]
III-3-1
|
21205 |
briefkaart |
postkaart:
postkaart (Q027p Doenrade)
|
de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19245 |
broeden |
broeden:
bruie (Q027p Doenrade),
bruje (Q027p Doenrade),
uitbroeden:
ōētbruiə (Q027p Doenrade),
uitdenken:
ōētdenkə (Q027p Doenrade)
|
Hoe heet verder: broeden? [N 93 (1983)] || ontwerpen, uitdenken, gezegd van bijv. een plan, een aanslag [beramen, braaien, broeden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-2
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brø̜i̯ǝ (Q027p Doenrade)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|