e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

Gevonden: 3950
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brengen brengen: brènge (Doenrade) brengen [SGV (1914)] III-1-2
bretel help: helpe (Doenrade) de bretels [N 59 (1973)] III-1-3
breuk breuk: breuk (Doenrade) breuk [SGV (1914)] III-1-2
breuklijn breuk: brø̄k (Doenrade) De lijn waarlangs een omvallende kraag dubbel valt. [N 59, 123c] II-7
brevier brevier (<lat.): breveir (Doenrade) brevier [SGV (1914)] III-3-3
bridgen (kaartspel) bridgen (<eng.): britsje (Doenrade) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
brief brief: breif (Doenrade) brief [SGV (1914)] III-3-1
briefkaart postkaart: postkaart (Doenrade) de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)] III-3-1
broeden broeden: bruie (Doenrade), bruje (Doenrade), uitbroeden: ōētbruiə (Doenrade), uitdenken: ōētdenkə (Doenrade) Hoe heet verder: broeden? [N 93 (1983)] || ontwerpen, uitdenken, gezegd van bijv. een plan, een aanslag [beramen, braaien, broeden] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-2
broeden, op eieren zitten broeden: brø̜i̯ǝ (Doenrade) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12