21724 |
dagvaarden |
oproep:
oproop (Q027p Doenrade)
|
iemand laten weten dat hij voor de rechter moet verschijnen [ontbieden, pressen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21723 |
dagvaarding |
dagvaarding:
dagvaarding (Q027p Doenrade)
|
de mededeling aan een verdachte of getuige dat hij op een bepaald tijdstip voor de rechter moet verschijnen [dagvaarding, dagement] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25319 |
dagwerk, maat van 4000 m2 |
2 zil:
2 zil (Q027p Doenrade)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 4000 vierkante meter [gemet, dagwerk] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27184 |
dak |
dak:
dāk (Q027p Doenrade)
|
Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.]
II-9
|
22165 |
dakpan met opening om een duif doorgang te verlenen |
natslag:
Opm. v.d. invuller: ken ik niet. Er bestaan wel ontluchtingspannen, maar of dit zo genoemd wordt?!
une noatsjlaag (Q027p Doenrade),
provisorisch slagje:
Opm. v.d. invuller: ken ik niet. Er bestaan wel ontluchtingspannen, maar of dit zo genoemd wordt?!
un proovisooasj sjlaegske (Q027p Doenrade)
|
Hoe heet een dakpan met opening om een duif doorgang te verlenen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24915 |
dal, vallei |
dal:
daal (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
del (Q027p Doenrade),
dél (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
diepte:
deepte (Q027p Doenrade),
laagte:
leegde (Q027p Doenrade)
|
dal, vallei, stuk land dat gelegen is tussen meerdere heuvels of bergen [del] [N 81 (1980)] || laagte [SGV (1914)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21172 |
dam |
dam:
dam (Q027p Doenrade)
|
de in en dwars over een water opgeworpen wal die dient om het water te keren, de stroom te leiden of te verdelen (dam, menuët) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21128 |
damesfiets |
vrouwluifiets:
vrooluujfits (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
28729 |
dameskleermaker |
dameswerker:
dāmǝswerkǝr (Q027p Doenrade)
|
Persoon die alleen werk voor vrouwen maakt. [N 59, 195d]
II-7
|
18263 |
damesmantel |
mantel:
mantjel (Q027p Doenrade),
mantjels (Q027p Doenrade)
|
mantel [SGV (1914)] || mantels (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|