23470 |
de zondag inluiden |
luiden:
lōēwe (Q027p Doenrade)
|
Het luiden van de klokken op zaterdagavond na het angelus [zondag luiden, de zondag inluiden?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28993 |
de zoom afspelden |
afspangen:
āfšpaŋǝ (Q027p Doenrade)
|
De zoom geheel met spelden bezetten. [N 62, 13b; N 62, 13a; MW]
II-7
|
28992 |
de zoom aftekenen |
aftekenen:
āftēkǝnǝ (Q027p Doenrade)
|
Met krijt of een rokkenspuit de zoomlijn aftekenen op een te maken kledingstuk. [N 62, 13a; N 62, 13b]
II-7
|
25312 |
decimeter, maat van 10 cm |
decimeter:
decimeter (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
palm:
palm (Q027p Doenrade)
|
de maat die een lengte van 10 cm aangeeft, 1/10 deel van een meter [sol, palm, decimeter] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20808 |
deeg |
deeg:
deig (Q027p Doenrade)
|
deeg [SGV (1914)]
III-2-3
|
25548 |
deeg kneden |
kneden:
knē (Q027p Doenrade)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|
18910 |
degelijk |
grondelijk:
gruntjelik (Q027p Doenrade),
grondig:
grunjich (Q027p Doenrade),
grunjig (Q027p Doenrade)
|
degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)] || grondig [SGV (1914)]
III-1-4
|
24407 |
dekken |
dekken:
dékke (Q027p Doenrade),
ideosyncr.
dekken (Q027p Doenrade),
WLD
dèkkə (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19704 |
deksel |
deksel:
dèksel (Q027p Doenrade)
|
deksel [SGV (1914)]
III-2-1
|
34253 |
deksel van de karnton |
deksel:
dęksǝl (Q027p Doenrade)
|
Deksel met een opening voor de karnstaf. [A 7, 21; JG 1a, 1b; Ge 22, 38; N 12, add.]
I-11
|